Studio

door Hans Marseille

We bespreken de interviews die Fokke Obbema hield over de zin van het leven. Marjoleine Vos vertelt dat ze thuis niet aan geloven deden. Haar vader wantrouwde het instituut kerk met haar macht en rijkdom. Als Marjolein aan haar moeder vraagt wat geloven is, dan krijgt ze als antwoord dat ze niets begrijpt van mensen die in god geloven. Op school werd ook niet over religie gesproken. Ze kan zich ook niet herinneren dat er kinderen in de klas zaten die naar de kerk gingen. “Dat was gewoon zo in de jaren zeventig. Je hoefde nooit iets van religie te merken.” En dus was zij ook ongelovig.
Totdat zij haar man, Ton van Deel, ontmoette. Die kwam uit gereformeerd gezin. Het was voor haar interessant om iemand van gereformeerde oorsprong te leren kennen. Hij was ook al niet meer praktiserend – maar hij dacht wel echt vanuit zijn opvoeding. Hij kon soms ook wel eens het woord ‘god’ gebruiken en voor Marjoleine was hij de eerste die dat deed. Toen ging ze zich opnieuw afvragen: wat is dat dan, wat geloven mensen die geloven?
Rond haar veertigste werd steeds duidelijker dat ze geen kinderen zou krijgen. Die zekerheid gaf haar jarenlang een groot verdriet. Met de vraag: Waarom ik, Waarom overkomt mij dit Dat was in de jaren ’90. Toen begon ze met zelf naar de kerk te gaan, naar de Nicolaaskerk. Ze ging eerst met een vriendin mee. En daarna is ze zelf blijven gaan. De kerk bood haar iets dat groter is dan jezelf bent. Dat is Zinvol en belangrijk, want zegt ze:”Je kunt je lot wel enorm uitvergroten , maar ik zag ook wel dat het ‘klein’ leed was.” Aanvankelijk ging ze met een lichtelijke weerzin, want het katholieke was natuurlijk nog vreemder dan de protestantse wereld. Ze vond al dat buigen en opstaan maar raar. Ze dacht: dat doe ik niet hoor, maar na een paar keer dacht ze: als je niet van plan bent mee te gaan doen, dan kan je wel thuis blijven. Het is kiezen of delen. Aan sommige dingen beleefde ze troost.